Door Froukje Bos, beleidsmedewerker Stichting Pandora
PandoraNieuws, oktober 2004
Het blad Psy is in september een serie artikelen begonnen over ‘de pillenlobby’ van de farmaceutisch industrie. In nr. 9 (2004) constateert zij dat ‘vrijwel alle onderzoekers die psychofarmaca onderzoeken, contacten hebben met de industrie.’ Zij interviewt de onderzoeker Willem Nolen ‘die naast zijn onderzoeksactiviteiten over depressies de afgelopen jaren ook lid was van een commissie die een nieuwe multidisciplinaire richtlijn voor depressie heeft opgesteld.
In die richtlijnen worden onder meer aanbevelingen gedaan voor het toepassen van antidepressiva. Naast vanouds bekende SSRI’s en TCA’s besloot de commissie ook een paar nieuwe middelen op de lijst te zetten waaronder Efexor, een door het farmaceutische bedrijf Wyeth geproduceerd antidepressivum. Wyth is ook een van de financiers van door Nolen verricht onderzoek.’ Psy stelt daarop de vraag: ‘hoe gaat men in dit soort gevallen om met het altijd aanwezige risico van belangenverstrengeling?
Kan een psychiater die delen van zijn onderzoek laat sponsoren door een farmaceutisch bedrijf objectief oordelen over producten van datzelfde bedrijf?’ In nr 10 constateert Psy ‘De registratie van het nieuwe antipsychoticum Abilify is nog maar net rond of overal verschijnen er al juichende verhalen over. Als je de enthousiaste persberichten mag geloven, is er een nieuwe wonderpil geboren. Hoe zet een fabrikant zijn pil op de markt?
Deskundigen, zoals de Amsterdamse hoogleraar en psychiater Don Linszen van AMC/De Meren, Bert Stavenuiter, directeur van de familieorganisatie Ypsilon en Gijs Francken, voorzitter van de patiëntenvereniging voor schizofrenie Anoiksis laten zich direct bij het op de Europese markt komen van het nieuwe antipsychoticum in uiterst positieve termen uit over dit middel. Citeren van opinieleiders bij de introductie van een nieuw medicijn is een van de promotiemiddelen van de farmaceutische industrie.’ Psy vraagt betrokkenen om een toelichting.
In deze serie onderzoekt Psy de invloed van de farmaceutische industrie op de beeldvorming rond en het gebruik van psychofarmaca. Reeds in 1992 stelde Health Action International de prengende vraag ‘Promoting health or pushing drugs?’ Dit was de titel van een kritisch onderzoek naar de marketing van farmaceutica. Het opende met advertenties van farmaceutische industrieën als Roche en Davies Ireland Smith met een prachtige kroontjespen op papier en teksten als: ‘We’ve developed a habit of getting doctors to put pen on paper.’
Hoe lang de farmaceutische industrie zich al inzet om via marketingstrategieën het voorschrijfgedrag van artsen te beïnvloeden, blijkt onder meer uit het boek ‘Uit de praktijk van een medicus’ dat dr. L. van der Hoeven in 1929 schreef bij zijn afscheid van het Juliana Kinderziekenhuis te Den Haag, waaraan hij 28 jaar, als heelkundige en daarna als bestuurslid, was verbonden.
Hij beschrijft hoe door de eeuwen heen volksmiddelen en in onze ogen vaak wonderbaarlijke geneesmiddelen werden gebruikt tot men beter inzicht kreeg in het functioneren van het lichaam en er nieuwe middelen kwamen: ‘Men geeft thans bij gestoorde functie van de klieren aan den lijder extracten van die klieren aan dieren ontnomen. Het paard en het schaap leveren tegenwoordig de noodige sera, vaccins en organotherapeutica.’
Hier neemt zijn verhaal een voor ons verrassend herkenbare wendig: ‘Er gaat geen dag voorbij of de post levert ons aan de ontbijttafel allerlei aanbiedingen van binnen en buitenlandsche fabrikanten van deze geneesmiddelen, met de noodige proefdozen en flacons. In Duitschland, Engeland, Frankrijk en ook hier te lande zijn enorme scheikundige fabrieken gebouwd, die de nieuwe scheikundige geneesmiddelen kant en klaar afleveren in pastilles, granules, gelatinecapsules, enz.
Bij de drogisten liggen veel van die middelen te koop en iedereen heeft tegenwoordig in huis kokertjes met aspirine-, adaline-, veronal- of luminaltabletten. Neem maar een aspirientje, ligt in ieders mond bestorven. Tegen slapeloosheid is een adalientje een geliefkoosd en algemeen gebruikelijk middel. Toch zijn die middeltjes niet zoo onschuldig, vooral veronal is dit allesbehalve en heeft ook reeds slachtoffers gemaakt.
Al die namen zijn inkortingen van zeer samengestelde chemische formules. Als men bedenkt, dat b.v. nirvanine is het zoutzure zout van: diaethylglycocolparxämidoorthoxybenzoëzure methyl-ether, dan zal niemand zich verwonderen, dat de medicus niet meer weet, wat hij eigenlijk voorschrijft.’
Er heeft de afgelopen 75 jaar een scheefgroei plaatsgevonden waardoor de farmaceutische industrie een te bepalende rol is gaan spelen in de geneeskunde. De enorme expansie van de industrie en de daarmee gepaardgaande rooskleurige beeldvorming over psychofarmaca heeft de vraag of winstbejag en waarheidsbevinding wel te verenigen zijn, tot een belangrijk actueel dilemma gemaakt.
In Psy nr 9 constateert de Nijmeegse psychiater Wil Buis ‘Ik zou het een goede zaak vinden als er een openbaar en voor iedereen toegankelijk register komt waarin alle onderzoeksuitkomsten worden opgenomen, ook als ze de industrie minder goed uitkomen.’ Lex Goudswaard, hoofd standaarden van het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) bepleit een krachtige onafhankelijke voorzitter van commissies als de multidisciplinaire commissie depressie.
Stichting Pandora onderstreept dit. Zij constateert daarbij dat zowel artsen als patiënten behoefte hebben aan betrouwbare onafhankelijke informatie over waar men aan toe is met de oude en nieuwe medicijnen. Niet wishful thinking en marketingstrategieën, maar onafhankelijk onderzoek of onderzoek in samenwerking met de industrie, dat kritisch beoordeeld is door onafhankelijke commissies of instanties, verdienen daarbij de aandacht, evenals analyse van ervaringen in de praktijk met betreffende medicijnen. Niet commerciële belangen, maar de belangen van de volksgezondheid dienen daarbij voorop te staan.